Mijn
verslag van het Science and Religion congres in Heidelberg was wel heel beknopt en ging nauwelijks in op de inhoudelijke bezinning waar deze wetenschappers mee bezig zijn.
Omdat ik de lezingen op zaterdag niet heb gevolgd, heb ik wellicht het interessantste deel van het congres gemist, namelijk de dialoog tussen geloof en wetenschap. De vragen die hier spelen kennen we:
- Kun je als wetenschapper godsdienstig zijn ?
- Is geloven een wetenschappelijk integere levenshouding ?
- Is geloven niet achterhaald in deze eeuw van de wetenschap ?
Bovenstaande vragen zijn variaties op één thema: Kan geloven nog wel, nu we de wetenschap hebben ?
Ik wil in deze blog mijn eigen antwoorden op deze vraag toelichten. Geloof en wetenschap trekken bij mij onbekommerd gezamenlijk op, en dat is al begonnen toen ik acht jaar was. De anecdote die daar bij hoort: Ik kreeg toen een boekje in handen over de evolutietheorie. Er stonden prachtige illustraties in, ik vond de wereld van de dinosauriërs betoverend. Dat al die dieren hadden bestaan ! Een conflict met het scheppingsverhaal was voor mij niet aan de orde: natuurlijk had God op de één of andere manier voor dit alles gezorgd.
Beide verhalen waren voor mij even waar: het wetenschappelijke verslag, en het bijbelse scheppingsverhaal. Dat is altijd zo gebleven, tot op de dag van vandaag. Door de jaren heen heb ik me veel verdiept in de doordenking van de relatie tussen geloof en wetenschap.
Gedurende mijn studiejaren was de EO aktief met TV-programma's met titels als "Schepping en Evolutie". Daarin werden Amerikaanse creationistische ideeën over het ontstaan van de wereld met verve naar voren gebracht. De aarde kon hooguit zo'n 6000 jaren oud zijn, en het bijbelboek Genesis met daarin het scheppingsverhaal moest letterlijk gelezen worden.
Deze zienswijze heeft me nooit zo aangetrokken. Het letterlijk lezen van de bijbel brengt je al snel in allerlei problemen. Ik had toen al gelezen hoe de kerkvader Augustinus aankeek tegen de schepping, en dat vond ik een betere benadering: de wereld is door God geschapen, maar hoe dat precies gebeurd is, is een geheim. Augustinus schrijft prachtige dingen over de plaats van de tijd in Gods scheppend handelen. Dat is een heel andere denkwereld dan het creationisme.
In de afgelopen tien jaren heb ik met veel waardering twee denkers gelezen:
Michael Polanyi (
wiki) en
John Polkinghorne (
wiki).
Polanyi is een veelzijdig wetenschapper geweest: chemicus, filosoof, socioloog. Zijn belangrijkste werk is
Personal Knowledge. In dit boek analyseert hij de begrippen kennis en waarheid. Hoe komen we tot kennis, wanneer is kennis waar, en welke vormen van kennis zijn er ? Het is een helder en goed onderbouwd pleidooi voor de stelling dat alle kennis, dus ook wetenschappelijke, gebaseerd is op een traditie waarin kennis en/of vaardigheden worden overgedragen van de ervaren leermeester op de beginnende student. Die overdracht vraagt persoonlijke toewijding, en kan nooit volledig geëxpliciteerd worden. Polanyi gebruikt hier het begrip
tacit knowledge,
you can know more than you can tell. De zienswijze van Polanyi staat dus frontaal tegenover het logisch-positivistische standpunt waarbij wetenschap een verobjectiveerbaar en waardenvrij kennisgebied is.
Het zal duidelijk zijn dat geloofskennis in de zienswijze van Polanyi eenzelfde plaats inneemt als wetenschappelijke kennis.
Polkinghorne is in zijn jonge jaren mathematisch fysicus geweest. Op 47-jarige leeftijd vindt hij dat hij voldoende heeft bijgedragen aan de wetenschap. Hij besluit om zich toe te wijden aan zijn andere grote passie: het christelijk geloof. Hij volgt de theologische opleiding van de Church of England, en wordt tot priester gewijd. Enkele jaren is hij werkzaam in plaatselijke gemeenten. Daarna is hij actief in adviesorganen van de kerk en houdt hij zich uitgebreid bezig met het thema science and religion. Hij schrijft er vele boeken over. In mijn kast staan:
Ik heb vooral veel waardering voor
Science and christian belief. In dat boek staat de Apostolische Geloofsbelijdenis centraal. Eén voor één behandelt hij de artikelen uit de Geloofsbelijdenis en bespreekt ze in de wetenschappelijke context van nu. Hij gaat in op een scala van praktische en simpel geformuleerde vragen, die iedereen begrijpt, bijvoorbeeld:
- hoe zit het met wonderen ?
- kan een wetenschapper bidden tot een persoonlijke God ?
- wat is vrije wil ?
- heeft God de aarde geschapen ?
Polkinghorne geeft onderbouwde antwoorden op deze vragen. Er worden degelijke filosofische en theologische gereedschappen gebruikt om de argumenten kracht te verlenen. Zijn onderliggende stellingname is steeds dat geloof en wetenschap zich uitspreken over dezelfde realiteit en beiden op zoek zijn naar waarheidsvinding, maar dat op verschillende manieren doen. Polkinghorne treedt daarmee in het spoor van Michael Polanyi. De fysicus Freeman Dyson wiens boek
Infinite in all directions ik in
een eerdere blog besproken heb, schrijft in een recensie van één van Polkinghorne's boeken dat de argumentatie
polished and logically coherent is.