maandag 15 oktober 2012

Maakt internet dom ?

Dat is de vraag die Nicholas Carr aan de orde stelt. Ik vind het geruststellend om te merken dat andere mensen met dezelfde vragen tobben. Eén zo'n prangende vraag is  het effect van internetten op je gezondheid. Het gaat dan over allerlei vormen van internetten: de sociale media, e-mailen, surfen, gamen, en daar kun je vervolgens van alles van krijgen: vereenzaming, een slecht concentratievermogen, gok- of pornoverslaving, te weinig beweging, en RSI.
Enkele weken geleden las ik iets over Nicholas Carr en zijn boek The Shallows. Dat trok mijn aandacht. Zijn stelling is dat het internetten onze hersenen anders laat functioneren waardoor deep thinking wordt vervangen door, u raadt het al, shallow thinking.


Ik merk al langere tijd dat geconcentreerd lezen me meer moeite kost. Voor het grondig bestuderen van een hoofdstuk of een artikel moet ik me bewust in de goede stand zetten. Wat vanzelf gaat is het diagonaal lezen of snellezen en klikkend langs allerlei links naar interessante brokjes informatie springen. Gaat dat goed komen ?

Ik ben eens stevig in de materie gedoken en heb de afgelopen dagen rustig en gedegen (jawel) de discussie over het boek van Carr gevolgd. Hij schrijft zelf het volgendeI was inspired to write the book after I realised that I was losing my own capacity for concentration and contemplation. Even when I was away from my computer, my mind seemed hungry for constant stimulation, for quick hits of information. I felt perpetually distracted.
Carr voert in The Shallows bewijsmateriaal aan uit de neurowetenschappen en de psychologie om aan te tonen dat we door het internetten op een andere manier onze hersenen gaan gebruiken. De winst: we leren snel informatie te verwerken. De rekening die we betalen: ons vermogen om geconcentreerd en creatief te denken wordt ernstig aangetast. Overigens: voor- en tegenstanders van Carr zijn het er over eens dat hij een evenwichtig beeld geeft van de sociale en mentale effecten van internet

Een typerende reactie is deze boekbespreking van Jonah Leher in de NY Times. Met andere wetenschappelijke resultaten wordt aangetoond dat onze hersenen op vele manieren baat hebben bij gamen en internetten: we gaan sneller denken en kunnen beter beslissen.
Het zal waar zijn, maar zo blijven we wel hangen in de sfeer van de onbesliste wedstrijd.

Ik vind de hoofdstelling te instrumenteel en daarom te beperkt. Het internet zou iets doen met onze hersenen, en dat heeft dan vervelende sociale en mentale gevolgen.
Gartner blogger Mark McDonald reageert  nuchter op de constateringen en de bezwaren: We kennen een lange geschiedenis van negatieve reacties op nieuwe technologieën. Dat begon al bij Socrates en het herhaalde zich bij de uitvinding van de boekdrukkunst, de telegrafie, radio en tv, en dan nu internet. Maar de wijze waarop wij zelf omspringen met de nieuwe technieken is evenzeer bepalend voor de effecten er van. Geconcentreerd lezen is toch ook een kwestie van zelfdiscipline, en deep thinking kun je bevorderen door je tijd als shallower binnen de perken te houden.
Carr heeft een nuttige discussie aangezwengeld: Ik ga weer eens kritisch kijken naar bepaalde sociale gevolgen van internet en probeer mijn leesstijl evenwichtiger te verdelen tussen shallow en deep, en dat is mooi winst.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten