In de stapel vakantieboeken van deze zomer zit de nieuwste roman van Arnon Grunberg De man zonder ziekte. Ik ben benieuwd: de meeste recenties zijn zeer lovend, er wordt gesproken van grote literatuur.
Al na enkele dagen heb ik het boek uit. Het leest als een trein, is spannend, en de zinnen zijn van een prachtige eenvoud. Dat ben ik weinig tegengekomen in recente Nederlandstalige romans, en ik vind het mooi.
Samarendra Ambani, hij noemt zichzelf het liefst Sam, is een Zwitser met een Aziatisch uiterlijk. Zijn vader is afkomstig uit India en getrouwd met een Zwitserse. Sam is na zijn opleiding een architectenbureau begonnen, samen met een studiegenoot.Ook heeft hij een vriendin, Nina, en een gehandicapt zusje Aida, van wie hij veel houdt.
Sam is op weg naar Bagdad. Er is een belangrijke opdracht binnengekomen van het World Wide Design Consortium voor de bouw van een operagebouw in Bagdad. Hahmid Shakir Mahmoud is de steenrijke opdrachtgever. Hij zal Sam in Bagdad ontvangen en hem verder inlichten over het project. Het zal anders gaan lopen. Sam wordt gekidnapt, opgesloten in een miserabele cel, en gemarteld. Door bemiddeling van het Rode Kruis en de Zwitserse Ambassade komt hij weer vrij. Maar hij is niet meer dezelfde.
Er komt een tweede opdracht uit het Midden-Oosten, uit Dubai. Deze keer voor de bouw van een bibliotheek die alle boeken van de wereld zal gaan bevatten. Onder de bibliotheek zal een bunker komen, Sam weet niet waarvoor. Zijn vrienden raden hem af om mee te werken aan het project, maar Sam wil daar niet van weten. De afloop is fataal.
Het verhaal loopt als een trein, het boek bevredigt me echter allerminst. Het is een boek zonder bezieling, zonder richting. Grunberg lijkt niet goed te weten wat voor soort roman hij wil gaan schrijven.
In het begin heeft het verhaal een absurde ondertoon. Sam wordt neergezet als de middelmatigheid zelve, de meeloper, een naïeveling die er zo graag ook bij wil horen in het architectenwereldje. Grunberg schetst dat allemaal trefzeker, met een absurd randje.
Halverwege het verhaal komen er Kafkaëske trekjes, en die worden steeds sterker. Waarom en door wie wordt Sam in Bagdad gevangen genomen ? Hoe komt het dat hij in Dubai verdacht wordt van spionage en medeplichtigheid aan moord ? Alle mogelijke hulp wordt ingeschakeld, maar er is geen redden aan. Het absurde en het Kafkaëske gaan steeds meer door elkaar heenlopen, zonder elkaar te versterken. Het is vlees noch vis, en daardoor valt de bezieling weg.
Ook de liefdesrelaties gaan niet echt leven. Sam's vriendin Nina is de "sterke" persoon in hun liefdesrelatie. Zij neemt steeds het initiatief. Sam volgt, hij laat zich sturen, behalve in zijn bijna perverse verwerking van de traumatische ervaringen in Bagdad. Nina noemt hem dan "haar slak". Ook hier verzwakt dat absurde het liefdesthema.
Een ander liefdesthema komt nauwelijks uit de verf: De relatie met zijn zus Aida. Hij houdt veel van haar, en probeert zo goed mogelijk voor haar te zorgen. Wanneer hij haar wast onder de douche ervaart hij intimiteit. Maar veel meer komen we niet te weten.
Ik vind het een geconstrueerd verhaal, waarin geen van de personen echt tot leven komt.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten