woensdag 5 mei 2021

Quo Vadis, boer ?

Eind maart publiceerde "een brede coalitie van boeren, natuurorganisaties, wetenschappers, ontwerpers en bestuurders" onder leiding van oud-landbouwminister Cees Veerman de oproep Samen werken aan regie op ruimte, een visiedocument waarin een perspectief wordt uitgewerkt voor de agrarische sector. Dat zo'n visie noodzakelijk is wordt door niemand betwijfeld. Het paradigma zoveel mogelijk voedsel van hoge kwaliteit en tegen zo laag mogelijke kosten bepaalt al tientallen jaren de inrichting en de dynamiek van de agrarische sector. Er zijn grote successen mee geboekt: Ons voedselpakket is relatief goedkoop en van uitstekende kwaliteit. We zijn in staat om onze agrarische producten wereldwijd te vermarkten. Onze boeren zijn innovatief en Wageningen University & Research is een wereldwijd toonaangevend kennis-instituut.

 

Maar de schaduwkanten van ons agrarische productiesysteem nemen dreigende vormen aan. Onze natuurlijke leefomgeving loopt gevaar door de stikstofcrisis, en verlies aan biodiversiteit. De CO2-productie in de veeteelt verergert de klimaatcrisis. De publieke opinie keert zich meer en meer tegen dit productiesysteem. Maar tegelijkertijd wil de winkelende burger niet meer betalen voor eerlijk geprijsd voedsel waarin de diverse milieukosten zijn verrekend. En de overheid vertoont kortademigheid in wet- en regelgeving waardoor agrarisch investeren (bijvoorbeeld in schonere productie) een hachelijke zaak wordt.

Qua Vadis, boer, waar ga je heen ? De boer kan dat antwoord niet zelf bedenken, en hoeft dat ook niet te doen: een toekomstvisie voor de agrarische sector zal moeten worden ontwikkeld door meerdere partijen. Daarom was ik aangenaam verrast door het nieuws over het visiedocument van Cees Veerman c.s. Er zijn andere partijen in de agrarische sector die ook een visiedocument hebben opgesteld. Ik heb er enkele van gelezen namelijk de Grondvisie van LTO en Stip-2030 van Agractie.

Het visiedocument van Cees Veerman c.s. heeft een briefhoofd Aanbevelingen aan het nieuwe kabinet. Daarmee is de toon gezet. Dit is een bestuurlijke visie waarin om visie, regie en middelen wordt gevraagd aan het nog te vormen nieuwe kabinet. Bouwstenen voor die visie worden aangedragen in dit plan. Het is nadrukkelijk een doelenbeleid waarin strategische mijlpalen worden uitgezet en waarbij de tactische invulling van "hoe en waarmee" wordt overgedragen aan de sector zelf. Maatregelen die de regering snel in gang kan zetten zijn (citaat):

  1. Een integrale gebiedsgerichte lange termijn aanpak binnen ruimtelijke kaders die zijn afgeleid van de hierboven genoemde wettelijk vastgelegde lange termijn doelen; 
  2. een Stikstoffonds met financiële middelen vanuit overheid en bedrijfsleven voor doelgerichte maatregelen vooral in die gebieden waar de belasting van Natura 2000-gebieden het grootst is; 
  3. een Grondbank waarmee grond kan worden aangekocht, afgewaardeerd of geruild, zodat bedrijven kunnen extensiveren; 
  4. een krediet- en garantieregeling om boeren te ondersteunen bij de financiering van de omslag naar duurzame landbouw (bijv. via een Borgstellingsfonds); 
  5. een systeem van waardering, beloningen en heffingen naar rato van de bijdrage van boeren, landeigenaren en ketenspelers aan genoemde doelen. O.a. ondersteund door een digitaal dashboard waarmee boeren via een KPI-systematiek (Kritische Prestatie Indicatoren) aanspraken op beloning voor geleverde prestaties kunnen onderbouwen; 
  6. beloningen en heffingen om de verduurzaming van de consumptie te stimuleren, bijvoorbeeld door belastingen te verschuiven van arbeid naar consumptie door daarin ook de milieu- en gezondheidseffecten mee te wegen
Aan de regering wordt gevraagd om in het eerste jaar van de nieuwe regeerperiode aan de hand van dit plan en andere visiedocumenten een maatschappelijk breed gedragen lange termijn akkoord te laten maken door een brede coalitie van de spelers in de agrarische sector. In het visiedocument van Cees Veerman c.s. wordt een tijdhorizon van 20 jaar genoemd met jaarlijkse kosten van 1,5 - 2 miljard euro.

Dit is een ambitieus plan maar wel gebaseerd op realistische risico-afwegingen. En daarmee is het dus ook een noodzakelijk plan.
Er zijn bedreigingen te noemen: Het wordt volledig afhankelijk gemaakt van de visie en de daadkracht van de nieuwe regering. Er mag gerust gesproken worden van een Deltaplan voor de agrarische sector. Hebben we nog politieke leiders met lef en lange adem die dit aandurven ?  Daarnaast is het creëren van een breed draagvlak veel lastiger dan in de jaren 60-70 toen het Deltaplan in volle gang was. We zijn als samenleving veel gefragmenteerder en egoïstischer geworden.

Laten we eens gaan kijken wat LTO voorstelt in haar Grondvisie 2021. Opnieuw wordt de toon gezet in de titel: Geef boeren en tuinders de ruimte om markt, klimaat en biodiversiteit te bedienen. De regie ligt nu bij de boeren en de tuinders zelf. Zij hebben ruimte nodig en kunnen dan werken aan dezelfde doelen als in het plan Cees Veerman.
LTO begint meteen met het bestrijden van een tactische keus: de scheiding van de groene ruimte in natuurlijke en in agrarische functies, ook wel bekend als "zonering". Volgens LTO zijn boeren en tuinders heel goed in staat om verantwoorde agrarische productie te combineren met zorg voor het landschap en het leefmilieu.
Daar is dan wel mèèr landbouwgrond voor nodig, en niet minder. Mogelijkheden voor landwinning in de Noordzee dienen te worden onderzocht en landbouwgronden opofferen aan zonneparken, stedelijke gebiedsuitbreiding of "grijze datacenter dozen" is uit den boze. De argumenten voor "meer land, niet minder" vind ik niet zo sterk. LTO wijst erop dat minder landbouwgrond hier leidt tot meer landbouwgrond elders omdat daar minder efficiënt wordt gewerkt. Dat kan niet de bedoeling zijn. Daarnaast is er wel wettelijk geregelde natuurcompensatie (verloren gegane natuurgronden moet elders worden gecompenseerd) maar er is geen compensatie voor verloren gegane landbouwgronden. Hoe waar en schrijnend dit ook is, de fundamentelere vragen over ons productiesysteem en de houdbaarheid ervan komen niet aan de orde.
Dezelfde benaderingswijze kom ik tegen bij het onderwerp "zonering". LTO keert zich daar tegen omdat hoge productiviteitsbedrijven die buiten de aangewezen agrarische gebieden komen te liggen in hun bedrijfsvoering zullen worden belemmerd. Wellicht, maar opnieuw is er geen opening voor een strategisch gesprek over de inpassing van de hoge productiviteitsbedrijven in een totaalaanpak voor de agrarische sector. De boeren en de tuinders lossen dat zelf wel op, als ze maar de ruimte krijgen.
LTO pleit als alternatief voor zonering voor "vrijwillig meervoudig grondgebruik". Nu komt LTO met voorbeelden die gelukkig aansluiting bieden met de diverse agrarische werkvormen in het plan Veeman, variërend van hoge productiebedrijven tot door de overheid betaalde groen-blauwe diensten.
Ook LTO vraagt de regering om een financiële injectie. Het gaat nu om een "substantiële structuurimpuls" van enkele miljarden ten behoeven van investeringen in herverkaveling. Dat is opnieuw een tactische keus voor een afgebakend middel maar geen langetermijnvisie met bijbehorende kosten.
LTO neemt nadrukkelijk afstand van een sturende overheid en daarmee van het plan Veerman:
Belangrijker dan het formeel benoemen van een minister of commissaris lijkt de keuze voor de hier geschetste beleidsdoelen en vooral voor een vooraanstaande rol daarbij van de mensen en bedrijven in de regio’s. 
Toch eindigt de Grondvisie met een in mijn ogen raadselachtige maar wel hoopgevende slotzin. Ondanks het vurige pleidooi voor de vrije boer en tuinder die de problemen gaan oplossen als je ze de ruimte geeft, en de voelbare afkeer van overheidsinterventie volgt dan deze regel:
De kracht van de overheid komt op alle niveaus het beste tot uitdrukking en is ook het meest onvervangbaar in het aangeven van de gewenste richting en het stellen van kaders. Vervolgens kan de overheid de activiteiten van burgers en bedrijven in die richting mogelijk maken en ondersteunen. Daarbij is welbegrepen eigenbelang van die regionale en lokale partijen een welkome drijvende kracht. Neem die kracht als uitgangspunt voor de realisatie van het beleid in provincies en regio’s.
Dit is precies de boodschap van het plan Veerman aan de regering: geef richting, stel kaders, en ga je als overheid niet bemoeien met de invulling.
 
Dan tot slot Agractie, ontstaan als organisator van het historische boerenprotest van 1 oktober 2019. Het visiedocument van Agractis: Stip-2030, doet evenals het plan Veerman aanbevelingen aan de politiek. De toonzetting is helder en enthousiasmerend. bijvoorbeeld in deze korte oproep aan het begin:
Agractie Nederland doet aanbevelingen aan de politiek en stelt een aantal doelen richting 2030. Agractie stelt ondernemerschap van boeren hierin centraal.Door te sturen op doelen, zal de agrarische sector vitaler worden en meer slagkracht krijgen.We hopen dat deze doelen bijdragen aan een eenduidig beleid, waar de Nederlandse boer op kan bouwen, zonder dat gestelde regelgeving keer op keer verandert. We begrijpen dat sommige punten niet van de ene op de andere dag gerealiseerd zijn. Dat is voor ons echter geen reden om er niet aan te beginnen. We roepen de politiek, maatschappelijke en belangenorganisaties, en alle betrokkenen op samen dit perspectief voor de boeren van Nederland te realiseren!
 
Stip-30 kiest voor een economische insteek en begint dus met het verdienmodel voor de boer. De drie bedrijfsstrategieën van Porter worden als uitgangspunt genomen:
  • produceren tegen zo laag mogelijke kostprijs
  • produceren voor een specifieke groep klanten
  • onderscheidend vermogen op het product genereren

Elke strategie vind je terug in de agrarische sector. Een deel van de boeren zit "stuck in the middle" doordat ze geen keus hebben gemaakt. Kijkend naar de markt zie we een lastige positie voor de Nederlandse boer: we produceren voor de EU maar hebben te maken met strenge nationale regelgeving, ook wel aangeduid met "het beste jongetje van de klas willen zijn".

Op basis van deze observaties komt Agractis tot een aantal concrete voorstellen. Sommige staan ook in het plan veerman en/of de Grondvisie van LTO:

  • Organiseer nationale en Noordwest Europese afzet zoveel mogelijk in traceerbare ketens tussen boer en eindafnemer,vraag gestuurd
  • Stuur op een geldigheidsduur van regels voor tenminste tien jaar
  • Creëer een Agrarische Hoofdstructuur en hanteer daar alleen de basisregels, zoals die in de EU gelden.
  • Laat gezinsbedrijven kiezen voor een Basisvergoeding en verbind daaraan maatschappelijke doelen, bovenop de basisregels zoals deze in de EU gelden.
  • Stel een Puntensysteem in als tussenvorm. Boeren die niet voor de basisvergoeding (kunnen of willen) kiezen, kunnen op basis van een (maatschappelijk) puntensysteem aan die zaken voldoen die bij hen passen en daarvoor punten verdienen.   
Afgezien van het eerste voorstel komen de andere voorstellen sterk overeen met voorstellen in het plan Veerman. Het organiseren van een Noordwest Europese afzetmarkt is verrassend te noemen, en politiek ingewikkeld: Het leidt uiteindelijk tot discussies over een tweedeling van de EU en dat is een lastig gesprek.
Stip-30 behandelt ook het thema "Ruimte".  Ten aanzien van de fysieke ruimte komen er bekende aanbevelingen voorbij zoals het creëren van nieuwe grond en het belang van een integrale aanpak van ruimtelijke ordening en landbouw. Stip-30 noemt daarnaast de milieugebruiksruimte en dan gaat het over de vele milieubesparende maatregelen en hun effecten op de agrarische bedrijfsvoering. Het huidige micromanagement hiervan zal moeten worden omgebogen naar langere termijn doelvoorschriften die meer perspectief bieden voor een stapsgewijze invulling door de sector zelf. Opnieuw enkele aanbevelingen:
  • Benoem een Landschapscommissaris onder een minister van Ruimtelijke Ordening
  • Investeer in een meetnetwerk in Nederland, waarbij gedetailleerd de milieu-impact geregistreerd en gemonitord wordt.
  • Maak gebruik van een natuurlijke krimp, door regelingen zó in te richten dat stoppers op een sociale manier kunnen stoppen en blijvers hierdoor meer perspectief krijgen
  • Neem vrijkomende gronden op in een substantiële Grondbank en stel deze beschikbaar voor landbouw met maatschappelijke doelen.
  • Bestem de tweede pijler van het GLB, aangevuld met nationale en Europese budgetten voor plattelandsontwikkeling, voor het instellen van een basisvergoeding voor agrarische bedrijven
  • Onderzoek de annexatie van land op water 
  • Onderzoek hoe de Nederlandse landbouw ten alle tijden gebruik kan maken van een zoetwatervoorziening,ook in droge en dus schaarse periodes.
  • Stel een landbouwstage in voor Kamerleden en verklein de afstand tussen ministerie en boerenpraktijk.
 Waar zijn we aangekomen na de bespreking van deze drie visiedocumenten ? Het heeft mij verrast hoeveel overlap er zit in de aangeboden plannen. Op inhoud beoordeeld is er alle reden voor deze drie partijen om zich gezamenlijk een week lang af te zonderen op een rustige en comfortabele plek met de intentie om de plannen in elkaar te schuiven.
Maar het is niet alleen de inhoud die er toe doet. Het gaat ook over een stijl van samenwerken, en daarin zijn er duidelijk twee stromingen: Het plan Veerman en Stip-30 geven aanbevelingen aan de regering, de Grondvisie van de LTO richt zich allereerst tot de boeren en de tuinders. De visiedocumenten zijn het oneens over de besturing van de agrarische transitie. En dan zitten we niet meer bij de inhoudelijkheid, maar bij vertrouwen in elkaar. Veel boeren en tuinders hebben het vertrouwen in de overheid verloren.
Dat maakt het hierboven genoemde voorstel uit het plan Veerman zo belangrijk: Aan de regering wordt gevraagd om in het eerste jaar van de nieuwe regeerperiode aan de hand van dit plan en andere visiedocumenten een maatschappelijk breed gedragen lange termijn akkoord te laten maken door een brede coalitie van de spelers in de agrarische sector.
Dit is echt stap 1 en als we daar niet uitkomen blijven we aan het modderen.