dinsdag 9 april 2013

Voorjaars-ledenvergadering CDA-Epe

Op een ledenvergadering gebeurt natuurlijk nooit iets. Een suffig zaaltje, een handjevol leden, misschien een spreker, en tot slot de huishoudelijke agenda, met als hoogtepunt de bespreking van de begroting waar altijd wel iemand grote belangstelling voor heeft, tot ergernis van de rest die naar huis wil.
Of het nou de sport- of de toneelvereniging is, een club voor natuurbehoud of een politieke partij, op veel plekken gaat het er zo aan toe.
Dat is natuurlijk betreurenswaardig. Ledenvergaderingen zijn de ultieme bewijzen van de betrokkenheid van de burger bij het werken aan het algemeen belang. Het is democratie in actie op het grondvlak, het gezamenlijk besturen van de zaak waar je voor staat: je sport, je muziek, je overtuiging over de inrichting van de maatschappij. Als het daar niet meer gebeurt dan zijn de rapen gaar. Want dan zullen we ook geen motivatie meer kunnen opbrengen voor de grotere zaken: het besturen van een sportregio, knokken voor goede ruimtelijke ordening in je provincie, of meedoen aan het landelijk bestuur.


De ledenvergaderingen van CDA-Epe ontkomen niet aan deze slijtageslag. De harde kern van de afdeling wordt ouder. Dertigers en veertigers zijn moeilijk te porren voor een actieve rol, en jongeren weten maar nauwelijks wat een politieke partij doet en hoe gemeentebestuur werkt.
Gisteravond ging het anders, en dan weet je: hier doe ik het voor. Een avond vol bezieling en passie over lokaal bestuur, onze plek daarin: christenen die aan politiek doen, en de keuzes rond werk, zorg, gemeentelijke fusies, en het omgaan met de krimpende economie.
En wat moed en hoop geeft: zulke debatten hebben we steeds vaker op onze ledenvergaderingen. En als ik dan ook nog kan meedelen dat we twee, misschien drie jonge bestuursleden hebben gevonden, kan de avond niet meer stuk.
In plaats van een spreker uit de Tweedekamerfractie van het CDA hebben we deze keer besloten om drie korte inleidingen te houden: ik vanuit het bestuur, Joop namens de fractie, en Jan als wethouder. Thema: de koers van CDA-Epe in een sterk veranderende samenleving.
Ik ga als eerste en vertel over het Rijnlandse en het Angelsaksische model en over de ideeën van Bob Goudzwaard over de economie van het genoeg:  een ongebreideld geloof in de groeieconomie zal uiteindelijk vastlopen in hebzucht en een tweedeling van de maatschappij. Ook heb ik twee boeken meegenomen die ik met interesse gelezen heb, of aan het lezen ben:
  • De nieuwe democratie van Willem Schinkel. Dit is een knappe analyse van de vervlakking in het politieke handelen, waar er weinig of geen onderscheid meer is tussen linkse en rechtse politiek, en waar grote visies verdwenen zijn. Schinkel voert een vlijmscherpe polemiek en analyseert genadeloos de hypocrisie van veel politici. Maar veel uitzicht geeft hij niet, het blijft dus letterlijk een enigszins hopeloos boek
  • For the Common Good, van de Amerikaanse wetenschappers Daly en Cobb. Zij zitten op de denklijn van Bob Goudzwaard. Ze presenteren dus, anders dan Schinkel, wel degelijk een visie op de toekomst. Daly is de econoom die aan de wieg staat van ecological economics. Dat is geen simpele bioboer huishoudkunde, maar een fundamentele andere benadering van de economie. Niet de calculerende burger die streeft naar individuele behoeftenmaximalisatie staat centraal, maar het geheel van gemeenschap en individu, de natuur, en de toekomst. Voor de fijnproevers: Dale stelt voor om de bekende welvaarts-prestatiemeter Bruto Nationaal Product per hoofd van de bevolking te vervangen door de Index of Sustainable Economic Welfare
Jan geeft zijn visie op de inzet van vrijwilligers bij de grote transities in het sociale domein: jeugdzorg, AWBZ, en de Wet Werken naar Vermogen. Hij wil de afzonderlijke vrijwilligerorganisaties zoveel mogelijk laten samenwerken en hun krachten laten bundelen. Een burger die hulp nodig heeft, zou voor "lichtere" hulpverlening terecht moeten kunnen bij een vrijwilligerloket waar hij of zij verder wordt geholpen door vrijwilligers. Er worden kritische vragen gesteld in de zaal: hoe zit het met de rol van de zorgprofessional, we kunnen toch maar zo niet iedereen een injectiespuit in de handen drukken ?
Joop eindigt met een analyse van de opties die de gemeente Epe heeft in het samenwerkingsverhaal. Minister Plasterk wil toe naar 100.000+ gemeenten. Dat zou voor vele plattelandsgemeenten betekenen dat er gefuseerd moet worden met meerdere buurgemeenten. Is daar het lokaal bestuur dan mee gediend? En is de Rijksoverheid nu niet juist bezig met de grote decentralisaties (transities) omdat de gemeenten zo dicht bij de burgers staan ? Samenvoeging is het kind met het badwater weggooien. In de zaal worden alternatieven genoemd: de gemeenten Dalfsen en Ommen zijn zelfstandig, maar delen hun ambtenarenapparaat. Dat lijkt inderdaad efficiënt. Vooralsnog verschillende de meningen fors. We hebben nog wat te doen als CDA-Epe voordat we een verkiezingsprogramma hebben zonder vage compromissen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten